van God los


van God los 1.0

niet meer levend in het besef van God en zijn wet; vervolgens ook ruimer: alle normbesef kwijt; losbandig
Vaak in combinatie met het werkwoord zijn of raken.

Algemene voorbeelden


Huxley betoogt dan verder, dat gedachten aan een gehaat mens, een gehaat ras of gehate klasse of natie, mensen tot bezetenheid kan drijven, en hij stelt vast dat het lot van de wereld daardoor vaak in handen ligt van demoniakaal bezetenen, de haters. Dat klopt. De wereld is van God los. God is dood verklaard. De godsdienst, dat wil zeggen de dienst aan God, houdt minder en minder mensen bezig.

De dronken kanarie, Jan Gerhard Toonder,

Heel uitgesproken is Becker in de constatering dat Nederland, nu al voor vijftig procent buitenkerkelijk, nog verder van God los zal raken.

NRC,

Ben ik dan zo van God los dat ik de betekenis van de zondagsrust niet ken? Toch niet. Maar ik wil die betekenis eens uitgespeld krijgen door zo'n streng hervormde dominee.

De Standaard,

'Aha, ik weet wat er aan dit horloge mankeert. Het is een valse Hugo Boss.' 'Een valse? Ben je helemaal van God los, Ilse? Een valse! Dat valt me van je tegen.'

Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,